Hersenscans uitgelegd en waarom hersenletsel niet altijd in beeld gebracht kan worden


Inleiding: Verschillende soorten scans

Er zijn verschillende soorten scans. Scans met structurele techniek en scans met functionele techniek. Zoals het woord al zegt toont de eerstgenoemde techniek vooral de structuur en afwijkingen aan structuur (anatomie) aan en de laatstgenoemde techniek vooral de afwijkingen in functie aan (fysiologie).
Als er geen structurele afwijkingen zijn, kunnen er wel afwijkingen zijn in het functioneren, zie alinea niet afwijkende scan.

Mensen kunnen klachten en hersenletsel hebben zonder dat een traditionele scan als MRI en CT/CAT dat kunnen vastleggen.

 

De structurele en functionele technieken kunnen aanvullend aan elkaar zijn.
Structureel = MRI-scan en CT of CAT-scan
Functioneel = PET-scan, SPECT-scan,  fMRI en MRE
Combinaties. Er zijn ook combinatiescans zoals de FDG-PET/CT, PET-MR-scan en de PET-CT scan.

We leggen ook de DTI-scan uit en aanvullende onderzoeken als MEG, cobi DTI-MRE en Clarity. Op deze pagina zullen we naast scantechnieken het EEG (hersenfilmpje) uitleggen, evenals het Quantum EEG( qEEG).


Niet afwijkende scan?

Een niet afwijkende scan wil niet altijd zeggen dat er geen letsel is, en omgekeerd. Aanvullend onderzoek zoals bijvoorbeeld een neuropsychologisch onderzoek van een ervaren neuropsycholoog met klinische ervaring met mensen met hersenletsel en eventueel een qEEG (quantum-EEG) én het uitpluizen van de medische voorgeschiedenis kan bij twijfelgevallen verstandig zijn.

 

De neuroloog kan ook doorverwijzen naar een academisch ziekenhuis waar een doorbloedingsscan of een combinatiescan gemaakt kan worden. Dat zijn dure technieken en er moet gegronde reden voor zijn om door te verwijzen.
Een doorbloedingsscan geeft meer straling af en is gemiddeld 4x zo duur als een MRI scan en 10x zo duur als een CT-scan.

 

We de mythe moeten doorbreken dat alle letsels zichtbaar zijn op een scan.

Structurele technieken

Er zijn scans die de de hersenstructuren (anatomie) in beeld brengen zoals de CT-scan en de MRI-scan. Zij tonen bijvoorbeeld de grootte van de hersenen, de ligging, een ruimte innemend proces en of er afwijkingen of (focale) littekens zichtbaar zijn. Diffuse axonale letsels kunnen niet of moeilijk in beeld gebracht worden.

 

  • MRI scan (Magnetic Resonance Imaging) is een magnetische resonantie scan. Bij de MRI scan wordt gebruik gemaakt van een magnetisch veld dat onschadelijk is, behalve als er ijzeren voorwerpen in het lichaam of op het lichaam zijn.  Een MRI-scan bestaat uit een tafel waar de patiënt op ligt en een holle cilindrische magneet. De cilinder is voor veel mensen nog te eng of mensen met ernstig overgewicht passen er niet in. Daarom worden er ook MRI's gemaakt met twee losse platen.

User-FastFission-brain-1.gifDoor Fastfission on en.wikipedia (or de.wikipedia) - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=229995

Met een MRI-scan kan men zien hoeveel waterstofkernen op één gebied zitten. Elk soort weefsel heeft verschillende waterstofdichtheden en zodoende kunnen dan details van de anatomie worden waargenomen. Er wordt van de metingen een driedimensionaal beeld gevormd.

Een MRI-scan kan de hersenstructuur, ligging, grootte, ruimte innemende processen, (hersentumoren en ontstekingen) afwijkingen van gezond weefsel en littekens (focaal letsel) waarnemen. Een MRI-scan kan geen axonaal letsel of diffuus axonaal letsel in beeld brengen, of dat laatste zeer moeizaam als wittestofafwijking.

 

 

  • MRA scan is een foto van de bloedvaten in dit geval van de hersenbloedvaten. MRA staat voor Magnetic Resonance Angiografie. Het is een combinatie tussen een angiografie (röntgenonderzoek van bloedvaten) en een MRI scan (krachtig magnetisch veld en radiofrequentiegolven).
    Er wordt soms een contrastvloeistof in de bloevaten gespoten waardoor deze goed zichtbaar worden tijdens de scan.

 

  • Een CT-scan (Computer Tomografie) of ook wel CAT-scan (Computergestuurde Axiale Tomografie) genaamd, meet de absorptie van röntgenstraling en geeft ioniserende straling af. Dat is hetzelfde als de röntgenstralen bij een röntgenapparaat.
    Met een CT-scan worden afbeeldingen gemaakt van doorsneden van het lichaam; het oogt alsof het orgaan in plakjes gefotografeerd wordt. Het fotografeert uit verschillende hoeken en voegt alle afbeeldingen samen tot een driedimensionaal beeld.
    Het kan de hersenstructuur, ligging, grootte en littekens (focaal letsel) en afwijkingen in structuur waarnemen. Het kan geen diffuus axonaal letsel in beeld brengen. Het kan wel afgestorven hersenweefsel bij een hersenbloeding of herseninfarct in beeld brengen (niet altijd) of een tumor, waterhoofd of zelfs vormen van dementie.
    Er is een speciale CT scan voor hersenslagaders; CTA-scan, waarmee tijdig een herseninfarct opgespoord kan worden zodat er een betere prognose (kans) is op herstel. Dan moet het wel om een stolsel /propje gaan die in een van de grote slagaders zit. Dat is 10% van de herseninfarcten.

Functionele technieken

Een doorbloedingsscan, Pet-scan (Positron Emission Tomography)

of SPECT scan (Single Photon Emission Computed Tomography) toont het functioneren aan, of er bijvoorbeeld een doorbloedingsstoornis of verhoogde activiteit is. Het spoort dus veranderingen in bloedstroom en metabolisme in hersenen. Hiermee is diffuus letsel vaker wel zichtbaar te maken maar ook niet altijd.
Het is daarnaast een extreem dure techniek.
Er zijn zeer specifieke urgente medische redenen nodig om deze dure technieken in te zetten, die bovendien niet in alle ziekenhuizen aanwezig zijn. De neuroloog zal elke keer een afweging moeten maken in welke zeldzame situaties iemand dor te verwijzen om deze technieken in te zetten.

  • De Pet scan maakt gebruik van kleine hoeveelheden radioactieve materialen, radiotracers genaamd, een speciale camera en een computer om de orgaan- en weefselfuncties te beoordelen. Door lichaamsveranderingen op cellulair (neuraal) niveau te identificeren, kan de PET-scan afwijkingen of een ziekte detecteren voordat het duidelijk wordt in andere beeldvormingstests. Het meet niet alleen doorbloeding, maar ook de suikerhuishouding (glucosemetabolisme) en zuurstofopname. De ingespoten radioactieve stof verdwijnt snel uit het lichaam en is niet schadelijk. Diffuus letsel is soms beter in beeld te brengen dan bij een MRI-scan. Als er twijfels zijn over een diagnose, zou deze scan soms het antwoord kunnen geven. Echter het inzetten van deze techniek vereist een urgente medische situatie. Niet om bewijslast te leveren over langer geleden opgelopen letsels.
  • de SPECT scan, maakt ook gebruik van kleine hoeveelheden radioactieve materialen die in bepaalde weefsels of organen ophoopt zodat er een afbeelding van kan worden gemaakt.  De radioactieve stoffen verdwijnen snel uit het lichaam en zijn niet schadelijk.

 

  • de Functionele MRI-scan (fMRI-scan, functionele kernspintomografie) meet de veranderingen in de doorbloeding in het onderzochte gebied (op neuraal vlak) en onderzoekt complexe taakverrichtingen, maar staat ter discussie of het diagnoses kan stellen, zoals waarneming en motoriek maar ook hogere cognitieve functies als het geheugen, de taal of het bewustzijn.

    Wetenschappers zijn er nog niet uit waar welke functie zit omdat er toch verschillen in mensen zijn en controlegroepen niet altijd uitsluitsel gaven. De onderzoekers van Duke University’s Laboratory of NeuroGenetics analyseerden data van 56 studies die zich baseren op fMRI-scans. Ze zagen dat het brein van een bepaalde persoon elke keer anders reageert op eenzelfde taak of bij het zien van een afbeelding.
    ‘Het verband tussen de eerste scan en de tweede (vier maanden later) is heel zwak’, zegt onderzoeker Ahmad Hariri van Duke University. Voor diagnoses is de fMRI nog niet geschikt. Alleen voor taaltaakjes is er een ‘redelijke’ gelijkenis tussen hoe het brein van de proefpersoon de ene en de andere keer reageert.

    Hoogleraar toegepaste cognitieve neurowetenschappen Alexander Sack van Maastricht University zegt dat de betrouwbaarheid van fMRI-scans in kleine kring al langer ter discussie staat als het gaat om uitspraken over het individu. De theorie is dat als iemand een bepaald hersengebied gebruikt, dat gebied beter doorbloed wordt en er meer zuurstof verbruikt wordt uit de hemoglobine, wat gelijk door de fMRI detectoren wordt vastgesteld. Met de fMRI kan wel onderzocht worden welke hersengebieden samenwerken (functionele connectiviteit).
  • MRE (Magnetische Resonantie Elastografie  of Magnetic Resonance Elastography) is een technologie die MRI-beeldvorming combineert met laagfrequente trillingen om een ​​visuele kaart (elastogram) te creëren die de elasticiteit of stijfheid van lichaamsweefsels laat zien. Het kan helpen een vroege diagnose te versnellen. Het is bekend dat veranderingen in de weefselstijfheid verband worden gebracht met verschillende afwijkingen, zoals bij hersentumoren, de ziekte van Alzheimer  en Multiple Sclerose (MS), waardoor MRE een waardevol hulpmiddel is bij het opsporen en monitoren van deze ziekten.

Combinatie techniek

  • Een FDG-PET/CT-scan is een combinatie van de Petscan (positron emissie tomografie) die de doorbloeding meet en een CT scan die de structuren bekijkt. Door middel van een toediening van een niet schadelijk radioactief suiker, 18F-FDG of fluor-18-FDG, kan de plaatselijke glucosestofwisseling en celdeling in beeld gebracht worden.
    Deze scan wordt meestal gebruikt om infecties en tumoren op te sporen omdat bij deze ziektebeelden de suikerstofwisseling verhoogd is. Het onschadelijke middel FDG wordt gewoon uitgeplast binnen enkele uren.
  • Een PET-MR scan is een combinatie van een PET scan (positron emissie tomografie) die de doorbloeding of activiteit meet en een MR (Magnetic Resonance). Het tijdseffect van medicatie kan ook met deze techniek nauwkeurig gemeten worden. Bij deze scan wordt ook gebruik gemaakt van onschadelijk radioactief gemerkt suiker.

    Er is een mindere stralingsbelasting dan bij een PET/CT scan. De beelden van de PET scan worden boven op de MRI beelden gelegd om tot een nauwkeurige diagnose te komen.
    Er zijn helaas te weinig ziekenhuizen die een PET/MR scan aanbieden. Het inzetten van deze techniek vereist een urgente medische situatie. Niet om bewijslast te leveren over langer geleden opgelopen letsels.

 

  • Een PET/CT-scan is een combinatie van een PET-scan en een CT-scan in één apparaat. De CT-scanner geeft via röntgenstraling informatie over de structuur van weefsels. Een PET-scan (positron emissie tomografie) brengt juist de stofwisseling van weefsels in beeld. Er wordt gebruik gemaakt van een tracer, een radioactieve stof die wordt opgenomen door het lichaam en later weer uitgeplast wordt. Een PET-CT scan wordt niet alleen gebruikt om tumoren op te sporen. Ook een verminderde doorbloeding of een ontsteking kan gezien worden.

    Mensen met geheugenstoornissen waarbij de oorzaak niet vastgesteld kan worden, kunnen een Alzheimer-test ondergaan met deze scanner. Zo kan een inschatting gedaan worden of iemand mogelijk binnen een periode van 10 jaar jaar de ziekte van Alzheimer ontwikkelt.
    Lees hier meer over de voor en nadelen van een PET/CT scan.

 

  • Het is van cruciaal belang om te erkennen dat technieken verschillen in wat ze meten.
    De metingen van fMRI en PET geven bijvoorbeeld informatie over de hersenstofwisseling: hoeveel energie wordt gebruikt door een bepaald deel van de hersenen, aangegeven door veranderingen in zuurstof (fMRI, PET) of glucose (PET) niveaus.

    Informatie over de hersenstofwisseling (metabolisme) kan worden gebruikt als een indirecte indicator van de lokale neuronale activiteit
    .

 

Vooruitgang in techniek

  • DTI scan (Diffusion Tensor Imaging scan. De DTI scan is op MRI gebaseerd. Het kan neurale verbindingen van de hersenen in beeld brengen.
  • De vooruitgang in MRI techniek volgt elkaar snel op, en sommige MRI centra zijn nu al in staat om het bewijs aan te tonen op een MRI van diffuse axonale letsels. (Bewijs van correlatieve petechiale bloedinkjes) met een relatief nieuwe MRI-techniek: Diffusion Tensor Imaging (DTI). Deze MRI kijkt naar de kwaliteit van de witte stof, die de verbinding vormt tussen de verschillende hersengebieden, diffuus axonaal letsel en kijkt daarmee naar schade aan de microstructuur.
    In België werken ze al meer met DTI's. Lees meer.

    Als de software verbetert om deze digitale gegevens  te interpreteren van de nieuwere, krachtigere MRI magneten, dan zal een groot percentage van bijvoorbeeld hersenschuddingen die nu moeilijk vast te stellen zijn (objectiveerbaar), aantoonbare MRI afwijkingen laten zien.


Aanvullend onderzoek

  • Magneto-Electro-Encefalografie (MEG) is een combinatie onderzoek zonder dat het hinder geet aan de patiënt. MEG meet magnetische velden en EEG (elektro-encefalografie) meet de elektrische activiteit van de hersenen.
    Er wordt gebruik gemaakt van een speciale helm rond het hoofd waarop de MEG-sensoren geplaatst zijn. Het gezicht blijft vrij dus iemand kan gewoon zien of muziek luisteren tijdens het onderzoek. De test, duurt ongeveer een uur met meerdere korte pauzes. Er is geen hard geluid tijdens de test; de omgeving van MEG is stil.
    Dit onderzoek werd eerder al gebruikt om een hersenschudding in beeld te krijgen. MEG wordt dan tegelijk ingezet met een machine die op basis van algoritmes analyses doet. De MEG is geen scan maar een hersenfilmpje dat de elektrische activiteit van de hersenen meet. Bij hersenschuddingen was een verminderde netwerk"connectiviteit" te zien van bepaalde hersengolven. De connectiviteit is een verbinding of integratie. Met name waren er veranderingen in het delta- en gammafrequentiebereik (> 30 Hz), samen met verhoogde connectiviteit in de langzamere alfaband (8-12 Hz). Lees hier de Engelse originele tekst van www.journals.plos.org
    Lees hier de info over de mogelijkheden van het volgen van de oogbewegingen om een hersenschudding te diagnosticeren.
  • DTI-MRE is een combinatie van diffusion tensor imaging (DTI) en 3D-vector field data magnetische resonantie elastografie (MRE). Deze scan is in staat om weefselstijfheid en diffusie-eigenschappen te bepalen. Het is bekend dat veranderingen in de weefselstijfheid verband worden gebracht met verschillende afwijkingen, zoals bij hersentumoren, de ziekte van Alzheimer  en Multiple Sclerose (MS), waardoor MRE een waardevol hulpmiddel is bij het opsporen en monitoren van deze ziekten.

  • Clarity
    Met de Clarity techniek kan door middel van chemische veranderingen hersenweefsel transparant in beeld gebracht worden. Op dit moment kan dat alleen nog met dood hersenweefsel, omdat de chemische veranderingen de levende hersenen kunnen beschadigen. Via Clarity kunnen zenuwbanen in beeld gebracht worden. (Op de afbeelding zie je zenuwcellen in het groen verbeeld) Met de combinatie van optische en moleculaire technieken kunnen hersenen vervolgens verder onderzocht worden. In onderstaande animatie (*geen échte hersenen) hebben onderzoekers informatie over de hersenen van een zevenjarige jonge met autisme, in een video geplaatst.

    Zie het Engelstalig filmpje over het gebruik van Clarity.

 

  • EEG of hersenfilmpje

Bij een EEG, of hersenfilmpje, wordt naar de elektrische activiteit van hersenen gekeken. Hersencellen (neuronen) zenden namelijk zwakke elektrische signalen uit. De hersenen zijn constant actief. Zelfs als iemand slaapt, verzenden de hersencellen signalen naar andere hersencellen.
Een betrouwbare en voor de patiënt niet pijnlijke methode om deze elektrische activiteit te registreren is een hersenfilmpje, ofwel een elektro-encefalografie (EEG).

Hoe wordt een EEG uitgevoerd?
Middels plakkers met een geleidende contactpasta, worden elektroden op de hoofdhuid geplakt. Meestal wordt dan een elektrodecap gebruikt. Dat is een soort badmuts met gaatjes. Het onderzoek doet geen pijn en duurt meestal een uur tot anderhalf uur. Een 24-uurs EEG wordt toegepast om gedurende een langere tijd de hersenactiviteit te controleren. In acute situaties kan een bed-side EEG worden uitgevoerd met een enkele elektrode.

De mogelijkheid bestaat ook om via het oor een EEG af te nemen (Oor-EEG), waarbij de elektrische signalen van de hersenen, via een plug in het oor worden gemeten.

Tijdens een EEG onderzoek worden de verschillen bekeken wat er gebeurt in hersenactiviteit, als iemand de ogen open heeft of dicht, als iemand een aantal minuten diep zucht, of als er lichtflitsen getoond worden terwijl de ogen dicht zijn.


Diagnose

Een hersenfilmpje is een methode om de hersenfunctie in de verschillende hersengebieden, te onderzoeken en zo achter de oorzaak van de klachten te komen.
Een EEG kan daarmee van waarde zijn om functionele stoornissen aan te tonen, wanneer er duidelijk sprake is van een verminderde hersenfunctie, maar waarbij structurele beeldvorming normaal is.

Een EEG wordt het vaakst ingezet om epilepsie, slaapstoornissen, of vormen van een encefalopathie, delirium of een degeneratieve stoornis, zoals dementie te diagnosticeren. Een EEG kan allerlei ziektebeelden in beeld brengen, zoals een hersentumor of andere ruimte innemende processen, een hersenontsteking, de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD), koortsaanvallen, tremoren, een levercoma (coma dat wordt veroorzaakt door een falende lever) en hormonale veranderingen zoals de ziekte van Hashimoto. Het kan een overdosis of de ernst van een coma in beeld brengen, evenals de hersendood vaststellen. Na een reanimatie na een hartstilstand, kan een EEG informatie geven over de prognose. 
Omdat een te laag bloedsuikergehalte het EEG beïnvloedt, mag een patiënt niet nuchter zijn tijdens het onderzoek.

  • Een organische hersenaandoening kan niet worden uitgesloten bij een normaal EEG, en omgekeerd, betekent een abnormaal EEG niet altijd dat er een organische hersenaandoening is. Een verbetering van het EEG zegt ook niet altijd iets over een verbetering van de toestand van een patiënt.



Snelheid van golven: Frequentie in Hz
Een EEG wordt in een grafiek weergegeven, waarbij langzame en snelle golven of  aantal trillingen per seconde zichtbaar zijn. De snelheid (frequentie) van de golven wordt internationaal aangeduid in Hertz (Hz). 1 Hz komt overeen met een trilling per 1 seconde.
De namen van de golven hangen samen met de snelheid: alfa (8 tot 12 Hz), bèta (13 tot 30 Hz), theta (4 tot 7 Hz), delta (minder dan 4 Hz) en gamma (38 tot 80 Hz).
Er zijn nog meer golven zoals de Mu (7-11 Hz). Die golven worden specifiek in de motorische hersenschors (boven de rechter centrale regio) gemeten, tijdens lichamelijke rust, bijvoorbeeld bij de gedachte aan beweging, bereidheid om te bewegen of tactiele stimulatie.


Pieken of platte golven: Amplitude in microvolt
De golf (amplitude of oscillatie) kan een hoge piek laten zien of juist afgeplat zijn, en wordt gemeten in microvolt (µV). Een microvolt is het miljoenste deel van een volt.  De amplitudes variëren tussen de 20 en 100 microvolt (μV), met pieken tot 125 microvolt (μV). Als er minder dan 10 microvolt wordt gemeten en langer dan de helft van de tijd, is er een onderdrukkingspatroon (burst-suppression).

 

Voorbeeld
Kijk in onderstaande afbeelding naar de hogere (in microvolt) en langer durende (in milliseconde) golfjes bij RF (rechtsfrontaal) en RT (rechtstemporaal) in de grafiek rechts.


Uitleg over de hersengolven

Alfa-golven α ---> uitklapmenu

Alfa-golven (8 tot 13 Hz) geven een toestand aan van wakker en bij bewustzijn zijn. Iemand kan denken en is ontspannen alert maar niet agressief, boos of bang. Een alfa-golf duurt tussen de 1/8 en1/13 seconde (77–125 milliseconde).
Alfa- golven komen voort uit de achterhoofdskwabben tijdens wakkere ontspanning, maar hebben een grotere golf of amplitude aan de dominante hersenkant.

De Alfa- en Bèta-golven wisselen elkaar wel af in een gezonde verhouding waarbij iemand dan 10-30% Bèta golven heeft. Bij inactiviteit worden meer Alfagolven gezien.

Tijdens intense mentale activiteit zijn bèta-golven opvallender aanwezig in de voorhoofdskwab (frontaal) en in andere hersengebieden. Als een ontspannen persoon gevraagd wordt om de ogen te openen, zullen de alfa-golven afnemen en de bèta-golven toenenemen.

Bij milde encefalopathische ziektebeelden treedt een vertraging van de normale alfa-golven op (α). Bij een ernstigere encefalopathie verschijnen theta-golven (θ) en continue of niet-continue delta-golven (δ).

Bij een te laag bloedsuikergehalte (hypoglykemie) kan er sprake zijn van een langzame activiteit overal (diffuus) of plaatselijk (focaal) of zijdelings gelegen hersengebieden (lateraal).

In een coma worden ook overal verspreide (diffuse) alfa-golven gezien, waarbij iemand niet reageert op externe prikkels.

Bèta golven β ---> uitklapmenu

Bèta-golven (13-31 Hz) tonen bewustzijn, hersenactiviteiten en motorisch gedrag. Deze golf wordt opgenomen wanneer de ogen open zijn en kunnen ook een toestand tonen van drukte en actieve concentratie.

Als de golven wat hoger worden (hoger dan 20 Hz) kan het duiden op boosheid, woede, gespannenheid, angst of hyperactiviteit. Ook wordt het gezien bij waakzaamheid, alertheid op gevaar.

Een bèta-golf duurt 33–72 milliseconde (ms). Ze worden in wakende toestand geregistreerd over de fronto-centrale regio's van het hoofd.

De Alfa- en Bèta-golven wisselen elkaar wel af in een gezonde verhouding waarbij iemand dan 10-30% Bèta golven heeft. Bij inactiviteit worden meer Alfagolven gezien.

Tijdens intense mentale activiteit zijn bèta-golven opvallender aanwezig in de voorhoofdskwab (frontaal) en in andere hersengebieden. Als een ontspannen persoon gevraagd wordt om de ogen te openen, zullen de alfa-golven afnemen en de bèta-golven toenenemen.

Bij een overdosis drugs of slaapmiddelen met name benzodiazepinen en barbituraten, kunnen snellere bèta-golven (β) worden opgewekt.

Thèta-golven θ ---> uitklapmenu

Theta-golven (4-7 Hz) geven de toestand weer van vlak voor het wakker worden of voordat iemand in slaap valt, bij staren en bij dagdromen. Het wordt ook gezien tijdens de REM-slaap, bij het ontstaan van creatieve ingevingen, tijdens meditatie en bij jonge kinderen. Bij jongvolwassenen is het normaal dat theta-golven te zien zijn in de fronto-centrale hersengebieden.

Tijdens de vroege stadia van slaap bij volwassenen (N1, evenals REM) zijn theta-golven normaal. Theta- en delta-golven worden niet waargenomen als iemand wakker is. Als iemand wel wakker is en deze golven worden gezien, dan is dit een teken van een verminderd functioneren van de hersenen of zoals hierboven genoemd.

Theta -golven worden gezien bij medicatie-effecten, plaatselijke subcorticale letsels (onder de hersenschors gelegen letsels), sommige vormen van hydrocefalie, middellijn (midline) letsels en bij encefalopathie. Bij een ernstigere encefalopathie verschijnen theta-golven (θ) en continue of niet-continue delta-golven (δ).

Delta-golven δ ---> uitklapmenu

Delta-golven (0,5-4 Hz) geven de toestand van de hersenen aan tijdens diepe slaap d.w.z vóór en ná de REM-slaap en bij zeer lage hersenactiviteit.

Theta- en delta-golven worden niet waargenomen als iemand wakker is. Als iemand wel wakker is en deze golven worden gezien, dan is dit een teken van een verminderd functioneren van de hersenen of een wazig, 'mistig' functioneren met een verminderd beoordelingsvermogen.

Het wordt gezien bij een ziektebeeld van de hersenen; encefalopathie. Bij een ernstigere encefalopathie verschijnen theta-golven (θ) en continue of niet-continue delta-golven (δ).

Delta-golven worden ook gezien bij een plaatselijk verminderd functioneren van de hersenen (focale disfunctie) zoals letsels onder de hersenschors (subcorticale laesies), hydrocefalus en diepe middellijnletsels (midline laesies).


Bij voldragen baby's in een normaal EEG worden frontale delta-golven  (50-100 µV) gezien.

Gamma-golven ɣ ---> uitklapmenu

Gamma-golven (38-80 Hz) worden geproduceerd door neuronen die samenwerken in een neuraal netwerk van bepaalde motorische of cognitieve functies. Deze golven geven een toestand aan van intense cognitieve (mentale) processen zoals gezien wordt bij het oplossen van problemen of moeten onthouden. Gamma-golven worden ook bij een gevoel van geluk gezien.
Gamma-golven ontstaan in de thalamus. Zij bewegen daarna supersnel van de achterzijde van de hersenen naar de voorzijde.

Echter, bij cognitieve achteruitgang wordt juist een afname van gamma-golven gezien.

Hersengolven bij een normaal EEG ---> uitklapmenu

Bij een normaal wakker persoon is een normaal alfaritme te zien in de achterste hersengebieden. Een EEG afgenomen tijdens de REM-slaap is vergelijkbaar met een EEG tijdens waken.

Bèta-golven worden gezien in de voorste hersengebieden. Wanneer de Bèta-golven domineren is iemand vooral op de buitenwereld gericht. Het stelt iemand in staat zich te concentreren op een taak. Hogere bètagolven, bijvoorbeeld vanaf 20 Hz kan iets zeggen over angst en gespannenheid. Iemand kan dan zo alert op de buitenwereld gericht zijn, dat het lijkt op waakzaamheid bij het inschatten van gevaren.

Theta (4–7 Hz) en delta (<4 Hz) worden gezien bij slaperigheid en slaap, maar zijn abnormaal als iemand wakker is.
Dromen laat de hersengolven versnellen.


Tijdens het diepe zuchten is een diffuse langzame activiteit normaal.

Een veranderd EEG

Veranderingen op het EEG kunnen grofweg ingedeeld worden in epileptiforme en niet-epileptiforme activiteit, dus gerelateerd aan epilepsie of niet. Het kan ook worden ingedeeld in focaal of diffuus. Focaal betekent plaatselijk in een hersengebied en diffuus betekent verspreid over de hersenen.

Een vertraagd EEG
Bij een langzame activiteit op het EEG, worden frequenties bedoeld die lager zijn dan het alfaritme d.w.z. theta- en delta-golven. Theta- en delta-golven worden niet waargenomen als iemand wakker is, tenzij er een verminderd functioneren van de hersenen is, of tijdens een meditatie.

Een vertraagd EEG wordt onder andere gezien bij een Lewy Body dementie (veelal een ernstige diffuse (overal verspreide) vertraging) en bij de ziekte van Alzheimer (minder ernstige vertraging). In het vroege stadium, met milde cognitieve stoornissen, is het EEG dan meestal normaal. Naarmate de ziekte voortschrijdt, vertraagt ​​het alfa-ritme en verdwijnt dan, en bij een matig of ernstig demente patiënt toont het EEG een langzame activiteit. 

Bij baby’s is een traag EEG normaal.

 

Als diffuus verspreid over de hersenen een algemene vertraging (gegeneraliseerde vertraging) gezien wordt, duidt dat veelal op diffuse encefalopathieën, door welke oorzaak dan ook. Hoe ernstiger het ziektebeeld; hoe ernstiger de vertraging.

Vertragingen in specifieke gebieden
Bij ADHD en vaak ook bij PTSS kunnen zeer langzame golven gezien worden in de (pré) frontale hersengebieden. Golven in de frontale kwabben die langzamer zijn dan normaal, kunnen duiden op impulsiviteit, waarbij het rationele brein weinig controle heeft over het emotionele brein.

Hoewel, en lang niet bij iedereen, bij PTSS juist een verhóógde activiteit in de (met name rechter) temporale kwab gezien kan worden.

Een verhoogd deltaritme
Een verhoogd deltaritme tijdens wakkere toestand kan duiden op hersentumoren.

Epilepsie spikes
Tijdens een epileptische aanval worden er op het EEG abnormale elektrische ontladingen (epilepsiegolven en epileptiforme afwijkingen) gezien. De scherpe golven(neuraal vuren), zijn de zogenaamde spikes. De neurale remminggolven zijn scherpe golven. De spikes duren kort: 20 tot minder dan 70 milliseconde (ms). De amplitude varieert maar is kleiner dan 50 microvolt (μV).

Spike and waves

Een ander patroon is een spike-and-wave-complex. Bij mensen met een 'petit mal' of absence epileptische aanval worden vaker de spike-and-wave-ontladingen gezien; een regelmatig, symmetrisch patroon dat bestaat uit een (enkelvoudige of meervoudige) piek en een bijbehorende langzame golf. Een absence wordt gekenmerkt doordat iemand even afwezig lijkt. Diegene stopt met wat hij of zij aan het doen was, staart, tikt wat met het hoofd, of wriemelt soms wat. Een absence kan 3- 30 seconden duren.

Afbeelding van spikes and waves:

  • qEEG / Quantum EEG

QEEG of qEEG staat voor kwantitatieve EEG (quantum EEG). Het is een techniek om middels een gecomputeriseerde EEG analyse, afwijkende hersengolven snel te herkennen, en die te vergelijken met een grote groep mensen. Een qEEG wordt ook wel 'brain mapping' genoemd of kwantitatief electroencephalogram.
Het meet alleen de elektrische activiteit in de hersenschors (cortex) en niet die van de diepere (subcorticale) hersengebieden. (Zie het artikel hierboven over EEG)

Het kan een snelle manier zijn om een corticaal (hersenschors) disfunctioneren te tonen, maar dat hoeft niet specifiek te zijn voor letsel. Veel gedragsproblemen en andere mentale problemen kunnen al afwijkingen laten zien op een qEEG. Het wordt daarvoor ook wel ingezet bij neurofeedback therapievormen zoals bijvoorbeeld bij impulsiviteit, depressiviteit en angststoornissen.


Een qEEG is wettelijk gezien geen methode om een diagnose te stellen, als een ander dan een gespecialiseerd arts de analyses maakt. Anderen, denk aan neuropsychologen of neurowetenschappers, zijn wettelijk niet bevoegd zijn om medische diagnoses te stellen.
Een qEEG is ook niet geschikt om een psychiatrisch beeld te diagnosticeren, voor een formele DSM diagnose. Dan is een aanvullend psychologisch/ psychiatrisch onderzoek vereist.


Voordelen van MRI ten opzichte van CT met betrekking tot neuro-imaging

 

  • MRI geeft meer detail in zachte weefsels
  • MRI kan contrast veranderen (kleine verandering in radiogolven)
  • MRI kan draaien -> dus zonder patiënt te verplaatsen kan je beelden maken in elk vlak
  • CT is echter sneller en goedkoper.
 

Welke beeldvormingstechnieken worden gebruikt om hersenen en ruggenmerg te visualiseren?

 
  • CT, MRI, PET-scan, fMRI
  • fMRI legt activiteitsgraad vast (maar je ziet ook anatomie). MRI legt gewoon de anatomie vast.
  • fMRI is goed voor regio's met veel bloed wat iets zegt over de mate voor activiteit, maar lijkt nog niet geschikt voor individuele diagnoses (juni 2020).

  • Laten we hopen dat de wetenschap voortschrijdt, want we kunnen niet alleen niet alle hersenletsel in beeld brengen, maar we weten ook nog zo ontzettend weinig van hersenletsel af...
    Zelfs met een gedetailleerde scan blijft sommige schade onzichtbaar. Dat betekent niet dat die mensen als ze klachten blijven houden aanstellers zijn.
  • Er is geen één-op-één relatie tussen de klachten die iemand heeft en de zichtbaarheid van de schade op de scan.

bronnen
Hersenletsel-uitleg, team Hersenletsel+uitleg 2015

Elliott, M.L. and Knodt, A.R. et al. (2020) What Is the Test-Retest Reliability of Common Task-Functional MRI Measures? New Empirical Evidence and a Meta-Analysis. Psychological Science, https://doi/10.1177/0956797620916786

Kandel, E.R, Koester,J. , Mack, S., Siegelbaum, S. Principles of neural science (6th ed.). New York. 2021. p. 1450. ISBN 978-1-259-64223-4. OCLC 1199587061.

Kane N, Acharya J, Benickzy S, Caboclo L, Finnigan S, Kaplan PW, Shibasaki H, Pressler R, van Putten MJAM. A revised glossary of terms most commonly used by clinical electroencephalographers and updated proposal for the report format of the EEG findings. Revision 2017. Clin Neurophysiol Pract. 2017;2:170-185. [PMC free article] [PubMed] Looney D, Kidmose P, Park C, Ungstrup M, Rank ML, Rosenkranz M, & Mandic DP
(2012). Ear-EEG: User-Centred and Wearable Brain Monitoring. IEEE Pulse Magazine.
Karameh FN, Dahleh MA. Automated classification of EEG signals in brain tumor diagnostics. Proceedings of the American Control Conference. Chicago, Illinois. 2000:1-5.

Niedermeyer, E & Lopes da Silva, FH, Electroencephalography : basic principles, clinical applications, and related fields, Philadelphia (2004). ISBN 0781751268.
Roohi-Azizi M, Azimi L, Heysieattalab S, Aamidfar M. Changes of the brain's bioelectrical activity in cognition, consciousness, and some mental disorders. Med J Islam Repub Iran. 2017 Sep 3;31:53. doi: 10.14196/mjiri.31.53. PMID: 29445682; PMCID: PMC5804435.
Sazgar, M., Young, M.G. (2019). Normal EEG Awake and Sleep. In: Absolute Epilepsy and EEG Rotation Review. Springer, Cham. https://doi.org/10.1007/978-3-030-03511-2_6
https://link.springer.com/chapter/10.1007/978-3-030-03511-2_6

Smith SJM EEG in neurological conditions other than epilepsy: when does it help, what does it add? Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry 2005;76:ii8-ii12.

Tatum, WO, Handbook of EEG interpretation, New York (2014). ISBN 9781617051807.
Tatum WO, Olga S, Ochoa JG, Munger Clary H, Cheek J, Drislane F, Tsuchida TN. American Clinical Neurophysiology Society Guideline 7: Guidelines for EEG Reporting. J Clin Neurophysiol. 2016 Aug;33(4):328-32. [PubMed] [Reference list]

https://www.observantonline.nl/Home/Artikelen/id/52816